Voor degene die het interesseren! Beknopte informatie over de L.B.D.

De luchtbeschermingsdienst
De Eerste Wereldoorlog luidde een nieuwe periode in de oorlogvoering in. Het zwaartepunt werd nu verplaatst van het slagveld naar het chemisch laboratorium. Het gebruik van chemische middelen vergrootte echter de kans dat behalve militairen ook de burgers hiervan het slachtoffer konden worden. De regering voelde zich daarom verplicht om deze ontwikkeling in het oog te houden en zich te verdedigen tegen het gevaar van een chemische oorlog.
Daarom werd in 1927 de "Aanwijzingen luchtbeschermingsdienst" uitgegeven. Hierin werd geëist dat in geval Nederland in een oorlog werd betrokken, vijandelijke luchtstrijdkrachten mogelijk naast militaire doelen ook burgerdoelen zouden anvallen. Om de kansen op aanvallen vanuit de lucht zoveel mogelijk te verminderen en de gevolgen van die aanvallen te beperken, moesten er maatregelen worden voorbereid en uitgevoerd. Elke gemeente werd aanbevolen een autoriteit of ambtenaar aan te wijzen als hoofd van de luchtbeschermingsdienst ter plaatse en hem op te dragen om voor de voorbereiding en uitvoering van de luchtbeschermingsdienst te zorgen.
In 1931 werd deze gids vervangen door de "Leidraad luchtbeschermingsdienst". Daar geen enkele gemeente met zekerheid voor luchtaanvallen gevrijwaard kon worden geacht, was het raadzaam om in elke gemeente al in vredestijd voorbereidingen voor de luchtbescherming te treffen. Deze leidraad poogde de burgemeesters de weg te wijzen bij de voorbereiding van de luchtbeschermingsdienst.
Bovengenoemde uitgaven hadden echter niet het gewenste resultaat en daarom werd in 1934 een populaire gids uitgegeven, getiteld "Organisatie, verduistering, alarmering" om opnieuw aandacht aan deze zaak te besteden.
Desondanks werden er maar in enkele gemeenten luchtbeschermingsdiensten opgericht. In 1936 werden de burgemeesters bij wet van 23 april 7 verplicht om maatregelen ter bescherming van de bevolking uit te voeren met betrekking tot:
- waarschuwing en alarmering;
- de taak van politie, brandweer, geneeskundige dienst, reinigingsdienst en andere gemeentelijke diensten
in de organisatie;
- organisatie van hulpdiensten;
- voorlichting van de bevolking;
- middelen van bescherming en ontsmetting.
Bij het koninklijk besluit van 15 augustus 1936 (Staatsblad, no. 347) werden er nadere voorschriften gegeven met betrekking tot de uitwerking van bovengenoemde maatregelen. De burgemeesters moesten de inrichting van een dienst ter uitvoering van deze maatregelen voorbereiden, een hoofd van dienst aanwijzen en zijn instructie vaststellen en de inrichting van hulpdiensten, plus het aanwijzen van de hoofden daarvan, voorbereiden.
Verder gaf de minister van Binnenlandse Zaken op 30 oktober 1936 de "Richtlijnen voor het samenstellen van het gemeentelijk luchtbeschermingsplan" uit. Dit plan vormde de grondslag voor de opbouw van het gehele stelsel van voorbereidende organisatorische maatregelen ter bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. De algemene beginselen van de luchtbeschermingsdienst, zoals neergelegd in de "Leidraad luchtbeschermingsdienst", werden er in verwerkt. Deze beginselen moesten wel worden getoetst aan de plaatselijke omstandigheden van elke gemeente, zoals topografische gesteldheid, bebouwing, personele en materiële hulpbronnen.
De organisatie
Periode 1936-1940
Tot aan de Duitse bezetting was de luchtbeschermingsdienst als volgt georganiseerd. De algemene leiding berustte bij het hoofd van de luchtbeschermingsdienst. Onder hem ressorteerden de bureaus voorziening bevolking, personeel, propaganda, veterinaire dienst, materieel en het bureau algemene reserve. Voor het behoorlijk functioneren werd de dienst zelf onderverdeeld in een aantal afdelingen, te weten de waarschuwingsafdeling, de politie-en brandweerafdeling, de afdeling bedrijven, de afdeling publieke werken en de geneeskundige afdeling (inclusief de gasdienst).
De periode 1940-1944
De Duitse bezetter ging in 1940 direkt over tot reorganisatie van de Luchtbeschermingsdiensten, omdat volgens hem bij langere dienst het vrijwilligerssysteem tekort schoot. Er ontstonden vooral moeilijkheden met betrekking tot de bezetting van de posten en de voortdurende wisseling in de bezetting van deze posten stond vorming van voldoende geschoold personeel in de weg. De bezetter wilde daarom dat de continudienst werd verricht door personen die uitsluitend voor deze werkzaamheden waren aangesteld en voortdurend ter beschikking stonden en als zodanig de kern van de luchtbeschermingsorganisatie vormden.
De periode 1944-1945
Grote veranderingen zijn er ten opzichte van de voorgaande periode niet geweest. Alleen verviel de samenvoeging politie, brandweer en luchtbescherming bij "Tijdelijk Brandweerbesluit", vastgesteld te Londen op 7 september 1944 (Staatsblad E85). De brandweer en de luchtbeschermingsdienst vormden nu twee afzonderlijke diensten, met ieder een eigen hoofd. Alleen bij bomaanvallen en andere rampen, die het gevolg zijn van oorlogshandelingen, werd het hoofd luchtbeschermingsdienst de coördinerende figuur.
Na de bevrijding werd de luchtbeschermingsdienst gereorganiseerd. Bij schrijven van de Rijksinspecteur voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen, ressort Noord-Brabant en Limburg, werd de burgemeester verzocht ook de luchtbeschermingsdienst te reorganiseren. De leiding bleef berusten bij de commandopost. Daaronder stonden een aantal diensten, te weten de inlichtingendienst, de reddingsbrigaden, de doorgangshuizen, de burgerlijke lijkendienst en de piketposten (vakposten). Het hoofd van de luchtbeschermingsdienst adviseerde de burgemeester om de Rijksinspecteur mee te
delen dat in de gemeente Heerlen een inlichtingendienst en een burgerlijke lijkendienst niet noodzakelijk waren. De doorgangshuizen waren voorzien door de evacuatiedienst en de piketposten werden gevormd door vrijwilligers. Alleen de oprichting van reddingsbrigaden en ambulance was gewenst, met name door het zeer sterk uitgedunde vrijwilligerscorps.
[ external image ]